Deel artikel

literatuur

Ellen Deckwitz wint de Tollensprijs: ‘Wie goed kan lezen, is minder bang voor de wereld’

5 december 2022 5 min. leestijd

Ellen Deckwitz zet zich op alle mogelijke manieren in voor de poëzie: met haar optredens, columns, podcasts, workshops en natuurlijk haar eigen gedichten overtuigt ze iedereen van de kracht van het geschreven én het gesproken woord. Op 11 december neemt ze daarvoor de Tollensprijs in ontvangst. De lage landen ging met haar in gesprek over de drijfveren van haar ambassadeurschap.

De Tollensprijs is niet zomaar een prijs. Dat beseft Ellen Deckwitz (1982) maar al te goed. Het gaat om de oudste literaire prijs van Nederland, vernoemd naar dichter Hendrik Tollens (1780-1856), die slechts eens in de vijf jaar wordt uitgereikt. De onderscheiding werd voor het eerst toegekend in 1903; sindsdien namen onder meer Lodewijk van Deyssel, Willem Kloos, Marten Toonder en Jules Deelder ‘m in ontvangst.

Deckwitz heeft met meer winnaars van de Tollensprijs een band. Vanwege haar achtergrond in de Indische letteren zijn Louis Couperus en Maria Dermoût, die de prijs respectievelijk in 1923 en 1958 toegekend kregen, voor haar grote voorbeelden. Ook met Hans Dorrestijn, die de prijs in 2015 in ontvangst nam, is een connectie aanwezig: als leraar Nederlands wist hij Deckwitz’ moeder te enthousiasmeren om Nederlands te gaan studeren.

Daar ligt ook meteen een van de belangrijkste bronnen voor haar schrijverschap. Deckwitz’ moeder was nog niet klaar met haar studie toen ze kinderen kreeg, en zette de opleiding enkele jaren daarna voort. Het resulteerde erin dat de negenjarige Ellen haar moeder moest overhoren over de Nederlandse literatuurgeschiedenis, de belangrijkste hedendaagse dichters en veelvoorkomende stijlfiguren.

Niet achterover leunen

Vanwege de coronacrisis liet de uitreiking van de 2020-editie van de Tollensprijs, bedoeld om een vooraanstaand letterkundige te eren, twee jaar op zich wachten. Deckwitz krijgt de prijs toegekend voor haar complete oeuvre: van de vele dichtbundels die ze op haar naam heeft staan tot haar columns over de kracht van poëzie voor NRC en De Morgen, van alle podcastafleveringen waarin ze ooit zitting nam tot de poëzielessen die ze geeft op scholen.

“Ik ben zo vaak op mijn bek gegaan bij poetry slams, heb zoveel afwijzingsbrieven van literaire tijdschriften gekregen”

Volgens het juryrapport onderscheidt Deckwitz’ oeuvre zich door verbeeldingskracht, aanstekelijkheid en toegankelijkheid, en is haar werk geestig, ontroerend en confronterend tegelijk.

Deckwitz’ carrière kende al vele hoogtepunten. Eind 2009 won ze het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Voor haar debuutbundel De steen vreest mij mocht ze de 25ste C. Buddingh’-prijs in ontvangst nemen. Voor de bundel Hoi Feest kreeg ze het C.C.S. Cronestipendium toegekend. Haar recentste bundel Hogere natuurkunde leverde haar in 2019 de E. du Perronprijs op.

Haar podiumpoëzie bezorgde haar in 2021 al een andere oeuvreprijs: de Johnny, die dat jaar voor het eerst werd uitgereikt. Toch wordt Deckwitz nooit moe van al die onderscheidingen. “Natuurlijk schrijf je niet om prijzen in ontvangst te nemen, maar het is wel echt heel fijn om een schouderklop te krijgen.”

Rond je veertigste al twee oeuvreprijzen in ontvangst mogen nemen, wat betekent dat voor de rest van je carrière? Die vraag stelde Deckwitz zichzelf de afgelopen tijd ook herhaaldelijk. “Dit betekent zeker niet dat ik achterover kan gaan leunen. Ik weet zeker dat ik nog steeds kan blijven groeien.”

“Auteurs die zeggen dat een prijs weinig voor ze betekent, liegen: het is een kanonschot waarmee je de letteren in wordt gekatapulteerd”

“Ik denk vooral terug aan hoe hard ik heb moeten knokken om hier te komen. Ik ben zo vaak op mijn bek gegaan bij poetry slams, heb zoveel afwijzingsbrieven van literaire tijdschriften gekregen. Al tijdens mijn studie stuurde ik maandelijks alle gedichten die ik de weken daarvoor had geschreven naar minimaal vijf redacties. Als ik een afwijzing binnenkreeg, probeerde ik vooral te denken aan de kansen die ik nog overhad.”

Dat haar debuutbundel werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs maakte in haar ogen het grootste verschil. “Plotseling gingen deuren voor me open: ik werd besproken in landelijke dagbladen, ik werd geboekt voor allerlei optredens. Auteurs die zeggen dat een prijs weinig voor ze betekent, liegen: het is een kanonschot waarmee je de letteren in wordt gekatapulteerd, zeker in het geval van een debuutprijs.”

Ook het bericht dat ze de Tollensprijs toegekend zou krijgen, betekende veel voor haar. “Ik zat die middag net enorm te pielen aan mijn gedichten toen de telefoon ging. Ik geloof dat ik heel hard gegild en gehuild heb. In de weken daarna kreeg mijn poëzie weer vleugels.”

Docent en militair

Deckwitz begrijpt heel goed waar haar behoefte om de kracht van poëzie zo breed mogelijk te verkondigen vandaan komt. “In mijn familie zijn er grofweg twee beroepen: docent Nederlands of militair. Ik ben een combinatie van beide geworden. Dankzij het eindeloze overhoren van mijn moeder kreeg ik zelfvertrouwen én plezier in lezen. Dat heeft me mijn hele leven verder geholpen. Van poëzie analyseren en schrijven leer je heel scherp lezen: iedere komma telt.”

“In mijn familie zijn er grofweg twee beroepen: docent Nederlands of militair. Ik ben een combinatie van beide geworden”

Wie goed kan lezen, is minder bang voor de wereld, beweert Deckwitz. “Ken je dat gevoel, dat je toen de regels des levens werden uitgelegd op het toilet zat? Literatuur heeft me die regels op een bepaalde manier toch aangereikt, door me een inkijkje te geven in hoe anderen zich op een bepaald moment voelden, hun leven leefden, de mogelijkheden waarop je mens kan zijn.”

Des te meer pijn doet het Deckwitz dan ook om te zien hoe het momenteel gesteld is met het leesniveau van jongeren. “Een kwart van de vijftienjarigen is praktisch analfabeet. Hoe moeten die later hun belastingaangiften doen? Hoe moeten zij de politieke leugens doorprikken die ons continu worden voorgespiegeld?”

Juist in dat kritische lezen kan poëzie een belangrijke rol spelen. Maar in het onderwijs is daar lang niet altijd ruimte voor. “Ik bezoek al zeventien jaar scholen. Ik zie hoe weinig tijd docenten Nederlands krijgen om les te geven in literatuur. Poëzie is niet langer een verplicht onderdeel van het eindexamen. Na een optreden komen ook weleens mensen naar me toe die een docent hadden die iedere interpretatie die afweek van de zijne afstrafte. Dat werkt nogal ontmoedigend.”

Voor pubers kan poëzie van extra grote betekenis zijn, denkt Deckwitz. “Het is zo’n ongemakkelijke periode, waarin je je een vreemde voelt in je eigen lijf. Je bent op zoek naar jezelf en speelt tegelijkertijd een stoer toneelstuk richting de buitenwereld. Op de scholen die ik bezoek, kom ik nog steeds veel leerlingen tegen die gedichten schrijven of een dagboek bijhouden. Dat is niet voor niets: er gebeurt in die periode van je leven zoveel om over na te denken.”

Onderdeel van cultuur

Deckwitz is dan ook niet alleen maar pessimistisch over de plek van poëzie in onze samenleving. “Gedichten zijn een belangrijk onderdeel van onze cultuur. Denk aan geboortekaartjes, overlijdensadvertenties en sinterklaasgedichten. De laatste tien jaar zit poëzie nog meer in de lift: literaire rap is in opkomst, op sociale media verspreiden gedichten zich sneller dan ooit. Het zijn korte teksten, die passen binnen onze snelle cultuur. En sociale media geven de kans om een reactie te geven, waardoor discussies ontstaan over mogelijke interpretaties. Op die manier worden mensen er minder bang voor.”

Heeft Deckwitz tips voor mensen die poëzie ook graag aan de man willen brengen? “Deel ook poëzie op sociale media: verras mensen in je bubbel, van oud-klasgenoten tot collega’s, zo nu en dan met een gedicht. Geef bloemlezingen cadeau en plak er briefjes in met leestips voor de ontvanger. En gebruik poëzie als je zelf de woorden niet vindt of bang bent iets verkeerds te zeggen. Dat doe ik zelf ook: ik stuur af en toe een gedicht van Vasalis naar mijn beste vriend, die vier jaar geleden zijn moeder verloor.”

Tot slot heeft Deckwitz nog een relativerende tip. “Je moet niet altijd te veel van poëzie verwachten. Als ik in een gedicht één mooie zin vind, ben ik al blij. Als ik er twee vind, spring ik een gat in de lucht.”

Bij uitgeverij Pluim verscheen eind november van Ellen Deckwitz Eerste hulp bij poëzie, een omnibus met de boeken Olijven moet je leren lezen en Dit gaat niet over grasmaaien.

Avdd

Anne van den Dool

tekstschrijver, auteur en cultureel journalist

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000029230000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)